De Jonge Pieter van Nes
De Jonge Pieter was een het was driemastig.
Naam
Jan Pietersz Mosterman was van 1757-1761 schipper op het kofschip, galjootschip of fluitschip "de Jonge Pieter". Enig verband tussen de naam van het schip en de vader van Jan, die Pier of Pieter heette, heb ik niet kunnen vinden. In die tijd hebben veel schepen namen van die strekking De Jonge Voornaam, waardoor enig verband ook niet waarschijnlijk is. Het schip is al 10-5-1726 in Amsterdam gebouwd en opgeleverd, Jan was toen nog een kind. Mogelijk hebben verschillende schepen onder dezelfde naam hebben gevaren, omdat de classificatie wisselt, mogelijk veranderde classificatie met de tijd, of was het nogal subjectief. Op 1-5-1726 komen kooplieden Rudolf en Frazer van Norden al met de schipper een opdracht overeen voor een tocht naar Riga.
Bestemmingen
Gezien de bestemmingen voer het schip in elk geval langs de Europese kusten, van Noorwegen tot Spanje, soms zelfs Afrika, met allerlei lading en soms passagiers. Livorno, Croonstadt, Windauw, Libauw, de Sondt, Brest, St. Malo, Morlaix, Riga, Dantsik, Coningsbergen, Reval, Texel, Schagen, Gotlandt, Prestensholm, Ter Neus, Noordzee, Oostzee, Drooge, Vliestroom, Maasterland, Boldera, Cortrijk, Tromsondt, Bremen, Middelburg, Guinee, Lehl, Engelse Banken, der Schelling, Vleckeren / Vleckerensijland, Calands-Oogh, De Eerstholms, Cette, Caap Vincent, Marselje, Bouluyn, Portugaal, Lixboa, St. Petersburg, Harlingen, Drammen, 't riff van Domesne, Dooduijn, Bornholm, Ameland, Meun, 't Vlie, Sunderland
Eigendom
Een deel van het eigenaarschap is in Amsterdam een paar keer overgeërfd, de zeevaarders waren dus niet eigen baas, maar enkel vervoerders, het schip was eigendom van investeerders en/of kooplui (er waren in dit geval blijkbaar 16 delen). Zo staat in de boedelinventaris van 14-4-1760, op pagina 26/30 (?) "1/16 part uit kofschip genaemd de Jonge Pieter gevoerd door Jan Pietersz Mosterman"
16-3-1745 "1/16 part uit kofschip genaemd de Jonge Pieter"
29-4-1766: "1/16 part in het fluitschip de Jonge Pieter", aan Hendrik Huberts de Haan, inclusief "walvisvangers gereedschappen", voor f 800 (ruim 3x zoveel als wat Sipke in 1749 betaalde), en een aandeel in de vangst van de vleet (vloot), voor f 300.
Volgens pagina 7/30 gaat het om de nalatenschap van "de heer Cornelis Schouten Dirksz, overleden 20-1-1760, nagelaten weduwe Anna de Haan". Vreemd genoeg overleed die volgens een andere akte pas in 1775. bestaat niet meer die nalatenschap staat hier, 2e afbeelding, folio 136, afbeelding 132/406, ook twee voorgaande gaan over Cornelis
Compagnie van Thomas & Adrian Hope
Van 1752-1757 zien we beide heren aan boord van de Jonge Pieter. In 1755 wordt genoemd dat zij een Compagnie hebben, en die reedt het schip uit. Een rederij dus.
Vernede & Compagnie
Het bedrijf "de Heren van Vernede & Comp(agnie)" komt in latere jaren vaak voor in de notariële akten van Amsterdam, en wordt ook enkele malen genoemd in akten die op het schip betrekking hebben. Of zij, of een van hun kooplui eigenaar of opdrachtgever zijn en sinds wanneer heb ik niet gevonden, maar dat lijkt waarschijnlijk. Volgens het proefschrift van Johannes Petrus van de Voort, "De Westindische plantages van 1720 tot 1795, Financiën en Handel", p316 was het schip in 1773 van Jac. Hendrik Vernede en Bart. Vernede, en was het in het bezit van plantage Felixhall in Tabago. Volgens de Amsterdamse akten traden ze op namens/als kooplieden om vervoer voor hun goederen te regelen.
Thuishaven te Nes
Soms wordt het schip vermeld met de toevoeging "van Nes" (voor het eerst 14-9-1745, ook in 1746, 1749). Mogelijk wijst dat op een thuishaven te Nes.
Er zijn ook andere toevoegingen, die lijken verband te houden met de bemanning en zijn waarschijnlijk een verwijzing naar de schipper, en wellicht diens thuishaven:
- Boltjes, Baltus in 1741 en 1747, steeds in combinatie met Ulbe Annes.
- In 1757 Eekema, met Cornelis Andriesz.
- In 1765 Bootsman, met Bonne Tjeerts Bootsman
- Van Berge 1786 en Kool 1787 komen maar eenmaal voor, niet duidelijk naar welke schipper dat een verwijzing is.
Sipke Douwes uit Workum, Friesland is in 1749 de schipper, als het schip verkocht wordt aan Nomme Paulus, inclusief gereedschappen en toebehoren, voor 3750 gulden. Principaal en als borg Anne Jacobsz en Volkert de Vries.
De toevoeging "van Nes" lijkt dus bij Sipke Douwes te horen. Vreemd, want hij kwam uit Workum volgens de transportakte. Of het schip van haven verandert met de schipper... Het kan ook dat de toevoeging kwam omdat de schipper niet van Nes kwam maar het schip wel.
Een deel van de bemanning zou, gekeken naar hun namen, van Ameland afkomstig kunnen zijn. Gerlof Gerbrands is waarschijnlijk die geboren in 1720. In 1787, Wijbrand Sipkes de Jong zou ook van Ameland kunnen komen, al heb ik hem en Sipke Douwes nog niet kunnen vinden. Barent Jansz Bollebacker was mogelijk familie van Cornelis Clazen Bollebakker, diaken van de Doopgezinden kerk op Ameland, die overleed op 6-9-1784 (pagina 25)
Schippers van de Jonge Pieter
Met enig gokwerk:
- 1726 - 1730 Sijmen Leijen
- 1730 - 1741 Barent Jansz Bollebacker
- 1744 Wijbrant Sjoerds
- 1745 Sipke Douwes
- 1741,1747 Ulbe Annes "Boltjes"
- 1749 Sipke Douwes
- 1749 Nomme Paulus
- 1752-1757 Thomas & Adrian Hope
- 1757-1760 Jan Pietersz Mosterman
- 1760 Heere Claases
- 1765 Bonne Tjeerts Bootsman
- 1765 Wopke Idses Hasselaar
- 1786 van Berge
- 1787 Kool
- Wopke Idses Hasselaar x Emmetje Pieters de Jong
- Barent Jansz Bollebacker is mogelijk broer van Claas Jansz Bollebacker en zoon van Jan Zijmons, Oost-Indiëvaarder
- Jan Claasz is opvolger
- 1799 duikt een Jan Hendriks op Ameland op, x Dirkjen Hendriks Docter
- geen andere Amelander schippers
Van 1756-1761 zien we Jan Pieters in de Sontregisters. In 1766 is er sprake van "walvisvangers gereedschappen" aan boord, en lijkt het schip onderdeel van een walvisvloot geworden te zijn. De Jonge Pieter illustreert wat Cor Trompetter beschrijft, veel handel langs Sont in 1720, dat neemt af in 1740, Jan Pietersz maakt de wederopbloei mee rond 1755, maar daarna gaat het schip eerst over op walvisvaart, daarna wordt het mogelijk ingezet voor vervoer van goederen van de Westindische plantages.