Mosterman en Bollebacker in Hilversum

Uit Voorouders
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Ik heb Mostermannen en Bollebackers geprobeerd in kaart te brengen en iedereen met die achternaam in een grote stamboom onder te brengen. Dat is redelijk gelukt, soms heb ik wat tussenliggende personen moeten veronderstellen om alles aan elkaar te knopen, en behoorlijk wat aannames moeten doen, en er zullen ongetwijveld nog wat takken op verkeerde plaatsen in de boom hangen, maar het beeld is wel dat het steeds gaat om één familie.

De oudste Mosterman

De oudste vermelding die ik heb gevonden zijn uit 1665, een schuldbekentenis en een borgstelling in Laren. Daarin zien we Lambert Pietersen Mosterman en Pieter Tijmensen optreden als borg, vermoedelijk voor de gedaagde. Het zou kunnen dat Lambert een zoon is van Pieter Tijmensen, maar ik vind het aannemelijker dat gelijkwaardig zijn, en van dezelfde generatie. Ik stel me voor dat vermogend genoeg zijn, en volwassen kinderen hebben, dan zouden ze rond 1620 geboren kunnen zijn. Dan zouden hun vaders, Pieter en Tijmen broers geweest kunnen zijn, en die zijn dan rond 1590 geboren. Ze zouden ook neven kunnen zijn, maar ik wil de familie niet onnodig groot maken.

In 1680 te Naarden overlijd een Lammert, vermoedelijk Lambert Pietersen die in 1665 borg stond met Pieter Tijmensen. In 1697 overlijd een Lambert Rijcken te Hilversum. Als die eerste 70 was, geboren in 1620, en die laatste 75, geboren in 1622, werden zij mogelijk vernoemd naar dezelfde grootvader. Vaders Pieter en Rijk werden dan rond 1590 geboren. Zij waren dan zoons van Lambertus, de grootvader waarnaar vernoemd was, die ca 1560 geboren zal zijn. De naam Lambertus komt ook laat in de 18e eeuw nog veel voor in de familie.

         Lambertus *1560
       /        |        \
 Tijmen      Pieter      Rijk     *1590-1600
    |           |         |
 Pieter      Lambert    Lambert   *1620-1630

We zien ze dus Hilversum, maar ook in Naarden en in Laren.

Hilversum, Naarden, Laren

Links het Noorden met de Zuyderzee

Was het wel 1 familie als ze in verschillende dorpen en steden wonen? Ik zie regelmatig de ene familie op de ene plaats, maar ouders of kinderen weer op andere. Of gedoopt in de ene plaats, maar vermeld dat ze in de andere plaats wonen. Het lijkt erop dat ze ergens in de driehoek Naarden, Hilversum, Laren wonen, en voor kerkelijke en rechterlijke zaken uitwijken naar een plek in de buurt.

Ergens in de 'heuvels' boven Bussum, of in dat gebied dan, of verspreid over de hele driehoek kwam ze voor.

Hilversum

De vroege geschiedenis van Hilversum vertelt ons

Water verzamelde zich op de lager gelegen plaatsen, en dat werden drinkplaatsen voor het vee. De dorpen Hilversum, Laren, Blaricum en Bussum zijn rond die drinkplaatsen ontstaan. Door de arme zandgronden was er voornamelijk schapenhouderij. Vroege Hilversummers leefden eenvoudig.

Op 4 maart 1424 kreeg Hilversum de zelfstandige status van Jan (III) van Beieren ("Jan zonder Genade"), ruwaard van Holland, Zeeland en Henegouwen (1418-1425) en werd daarmee onafhankelijker van Laarderkerspel (Larekerspel) bij de uitbreiding van de eigen nijverheid. De verkoop en verwerking van schapenwol is in de middeleeuwen de bijdrage van Hilversum geweest aan de regionale economie.

Op 2 januari 1428 werd er een officiële grens (banscheiding) getrokken tussen Laarderkerspel en Hilversum waarmee de verzelfstandiging voltooid werd. De grens werd toegewezen door Splinter van Nyenrode.

In 1585 stak de Tassis op zijn plundertocht in Hilversum vele huizen in brand.

In 1629 werd Hilversum wederom platgebrand door Kroatische huurlingen, aangevoerd door de Italiaanse veldheer in Oostenrijks-Habsburgse dienst, Graaf Ernesto Montecuccoli, die samen met Hendrik van den Bergh, de bevelhebber van het Spaanse leger in de Noordelijke Nederlanden, eerder dat jaar vanuit Duitsland een inval op de Veluwe had gedaan, om de troepen van stadhouder Frederik Hendrik weg te lokken van het Beleg van 's-Hertogenbosch.[4]

In de 17e eeuw groeiden de weverijen sterk. Men weefde toen in opdracht van Naarden en Amsterdam lakense (wollen) stoffen en een eeuw later, rond 1750, namen zogenaamde fabrikeurs zelf het gehele productieproces in eigen hand. In 1772 waren er circa 42 fabrikeurs in Hilversum. Hun producten bestonden vooral uit gestreepte kleurige stoffen, die “Hilversums Gestreept” genoemd werden. In 1752 werd het fabriceren van Koehaartapijt aangevat, waaruit de Hilversumse tapijtindustrie ontstond. Deze bleef zich tot in de 20e eeuw uitbreiden.

Het boerendorp groeide gestaag, maar werd in 1725 en 1766 geteisterd door branden die het dorp grotendeels vernietigden.

In Het verhaal van Hilversum vertelt, vanaf 01:11 tot ongever 03:39 van de Erfgooiers. Gooi van Gooiland wellicht, en hun erf. Het doet denken aan hoe het in Tilburg ging, een groep huizen om een gezamenlijk erf, en de schapen werden geweid in de omliggende landen. Die schapen produceerde mest, die gebruikt werd om de gemeenschapelijke (gemeente) landbouwgrond vruchtbaar genoeg te krijgen voor gras voor de koeien.

Naarden

Naarden in de 16e eeuw.

Nadat Naarden tijdens de Tachtigjarige Oorlog de protestantse kant gekozen had, kreeg de stad op 1 december 1572 een zware slag te verduren. Spaanse troepen onder leiding van Don Frederik, de zoon van de hertog van Alva, rukten als onderdeel van Don Frederiks veldtocht op tot voor de middeleeuwse stadsmuren. Uit angst voor een mogelijke Spaanse vergelding, in het geval de bewoners langer verzet bleven bieden, openden de inwoners de stadspoorten. Vóór het toenmalige stadhuis vermoordden de Spanjaarden alsnog zevenhonderd Naardense inwoners, inclusief vrouwen en kinderen. De gebeurtenis werd bekend onder de naam het Bloedbad van Naarden. Het stadhuis bestaat nog steeds en heet nu Het Spaansche Huis (zie Naarden). En als een extra vergelding, om toekomstige opstandige gevoelens tegen te gaan, braken de Spanjaarden de stadsmuren af. Het was duidelijk dat Naarden beter verdedigd moest worden. Er werden vestingwerken aangelegd volgens het Oudnederlands stelsel. Adriaen Anthonisz (ook verantwoordelijk voor de vestingwerken van Muiden), was hierbij de belangrijkste ontwerper.

De vestingwerken werden verder uitgebreid door de Fransen die, onder leiding van Lodewijk XIV, de verwaarloosde vesting in 1672 zonder slag of stoot hadden veroverd. Deze uitbreidingen bestonden uit het aanbrengen van ravelijnen voor de courtines (weermuur tussen twee bastions) en het aanbrengen van een pallisadewal met gracht voor de hoofdwal. Deze verbeteringen konden echter niet voorkomen dat de stad in 1673 werd heroverd door Willem III van Oranje.

Bussum

Het middeleeuwse Bussum.

Bussum was lange tijd een onbetekenend dorpje op de Gooise heide, voor het eerst genoemd in 1306. Het was een buurtschap, omgeven door heide en bossen en werd bewoond door boeren, voerlieden en schaapherders, later ook spinsters en wevers. Men neemt aan dat de naam is afgeleid van Bos-hem,[3] wat "huis in het bos" betekent. In eerste instantie was het gehucht gelegen op hoger grondgebied dat nu bij de gemeente Huizen hoort. Dit Hoog Bussum lag meer oostwaarts, in een latere fase zijn de inwoners verhuisd naar een meer westelijke plek tussen de gemeente Hilversum en Naarden, waar Laag Bussum gesticht werd.[4] Gelegen bij de versterkte vesting Naarden werd Bussum vanaf 1369 door Naarden bestuurd. In 1470 woonden er ongeveer 250 mensen. Bussum was daarmee het kleinste dorp in het Gooi.

Na 1700 vormde de afgraving van de hoge gronden rond Naarden een belangrijke bron van inkomsten. Mede aan deze zandafgravingen dankte Bussum zijn hoogteverschillen, die onder meer tot uiting komen en benut worden in de haven van Bussum, het zogeheten Mouwtje (langs de Frederik van Eedenweg) en het Bilderdijkplantsoen.

Laren

Geschiedenis van Laren

In 1085 stichtte het kapittel Sint Jan van Utrecht een kapel op de heuvel die thans bekend is als Sint Janskerkhof. Naar de plek van deze kapel en begraafplaats lopen van oudsher Gooise doodwegen uit alle richtingen.

Hoewel aanvankelijk een boerendorp (met de weefindustrie als belangrijk bron van inkomsten), veranderde Laren met zijn dorpsboerderijen, engen en meenten na de komst van de tramlijn in 1892 naar Hilversum en Amsterdam in een kunstenaars- en forensendorp.