De Lanteerne

Uit Voorouders
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het begon met de komst van een zuster van het Liedegesticht te Rotterdam naar Neerbosch. Daaruit onstond Congregatie van Zusters Dominicanessen van Neerbosch.

Zuster Ludovica Keyser

“Catharina Elizabeth Keyser, geboren van Willem Keyser en Anna Maria Mathilde Kempers den 24 Februari 1815 te Haarlem.”

Met deze eigenhandig geschreven woorden in het algemeen Register van het Klooster van de H. Familie, laat Ludovica Keijser ons weten wie haar ouders waren en wat haar geboorteplaats was. Op 8 januari 1846 werd Catharina aangenomen in ’t Liefdegesticht te Rotterdam. In dat huis woonde een gemeenschap van wereldlijke tertiarissen. Deze gemeenschap ontwikkelde zich tot een kloostergemeenschap: de Zusters Dominicanessen van de Heilige Catharina van Siëna, nu de Zusters van Voorschoten. Catharina Keijser is officieel ingetreden op 18 april 1846, ingekleed op 28 mei 1846 en haar nieuwe naam werd zuster Ludovica. Op 9 september 1847 legde zij haar beloften van zuiverheid af. Op 24 februari 1848 kwam zuster Ludovica Keijser met een medezuster vanuit Rotterdam naar Neerbosch. Zij was gevraagd door Dominicus van Zeeland, pastoor aldaar, om handwerkonderricht te geven en lezen en schrijven te leren aan meisjes.

Zuster Ludovica en haar medezuster kwamen terecht in een klein gehuurd huis. Toen het aantal zusters groeide werd een nieuw huis voor de zusters gebouwd. Dit huis staat er nog steeds en doet nu dienst als bestuurshuis van de congregatie. Aanvankelijk deden de zusters hun werk vanuit de congregatie van Rotterdam, maar al snel groeide het verlangen om een eigen congregatie te stichten.

Op 4 augustus 1853 kreeg de congregatie kerkelijke erkenning en de naam Dominicanessen van de Heilige Familie te Neerbosch. De naam was geheel in de geest van die tijd, toen de devotie voor de Heilige Familie tot bloei kwam. Op 15 augustus 1853 werd zuster Ludovica door haar medezusters officieel tot overste gekozen.

De congregatie viert elk jaar op 24 februari de komst van zuster Ludovica naar Neerbosch, als stichtingsdatum en Dag van Verbondenheid.

Op 15 mei 1869 overleed Ludovica. Zij ligt begraven in de grafkelder van het bestuurshuis.

Bron: Congregatie van Zusters Dominicanessen van Neerbosch

zus Anna Maria Keijser

De vader van Catharina was kleermaker, en bij hun huwelijk in 1815 hadden ze al een dochter Anna Maria, de oudere zus van Catharina. Destijds was een kind dat niet uit een huwelijke was geboren onwettig. Doorgaans werd bij en door het huwelijk de kinderen die er al waren direct gewettigd. Blijkbaar zijn Willem en Anna dat echter vergeten: dat gebeurt alsnog op 04-05-1847 en wel bij koninklijk besluit van koning Willem II, maar haar vader is dan al overleden. In 1849, al 26, woont ze samen met haar broer nog altijd bij haar moeder. Waarschijnlijk zit haar vader dan in een verzorgingstehuis, want hij overlijdt in 1854 op 84 jarige leeftijd. In 1858 vindt Anna dan toch de liefde en trouwt op haar 45e.

1848 – 1880

Op 24 februari 1848 kwam zuster Ludovica Keijser met een medezuster vanuit Rotterdam naar Neerbosch (toen nog een dorp bij Nijmegen). Zij begonnen op verzoek van de Dominicaan pater Van Zeeland naailes te geven aan meisjes en vrouwen; later gaven zij ook ander onderwijs. Er werden voor het geven van onderwijs schoollokalen gebouwd (1850) en ook een klooster voor de zusters. Dat gebouw staat er nog steeds en doet dienst als bestuurshuis.

De congregatie bestaat sinds 1848, maar vanwege wettelijke bepalingen in Nederland, kon zij pas definitief worden opgericht na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853. Op 11 augustus 1853 werd de stichtingsakte plechtig voorgelezen door pater Van Zeeland, waarmee de oprichting van de congregatie een feit werd. Tijdens deze plechtigheid legden zeven zusters hun geloften af in deze congregatie.

De zusters droegen naar Dominicaanse traditie een wit habijt met een leren riem (later vervangen door een stoffen ceintuur), waaraan een rozenkrans van 15 tientjes hing. Bij het witte habijt hoorde een wit scapulier en een zwarte kap (later sluier). In de loop der jaren is deze kleding, veelal om praktische redenen, aangepast.

In de eerste jaren combineerden de zusters een vrij streng contemplatief leven met een actief leven. Deze combinatie bleek te zwaar en schaadde de gezondheid van de zusters, waarop bisschop Monseigneur Zwijsen in 1863 besloot de regel te versoepelen.

Bron [1]