Het ontstaan van de vrije heerlijkheid Ameland

Uit Voorouders
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Hoofdstuk 1 — Van Jelmera tot Camminga: de opkomst van de heerschappij Ameland

1.1 De machtszetel van Ballum

Op de plaats waar zich tegenwoordig het gemeentehuis van Ballum bevindt, lag in de vijftiende eeuw de machtszetel van de heren van Ameland. Hier stond het latere Cammingaslot, ook bekend als Jelmerastate. Vanuit deze locatie werd het eiland bestuurd door leden van de familie Camminga, die zich in de loop van de vijftiende eeuw wisten te ontwikkelen tot heren van de vrije heerlijkheid Ameland. Deze positie werd uiteindelijk formeel bevestigd door de Bourgondische hertog Karel de Stoute.

In de historiografie wordt deze situatie vaak als uitgangspunt genomen, maar zelden wordt verklaard hoe deze machtspositie tot stand kwam. De macht van de Camminga’s was geen plotselinge creatie, maar het resultaat van een langdurig proces van machtsopbouw, dat zich grotendeels buiten de reguliere Friese rechtsstructuren voltrok. De wortels van dit proces liggen bij een oudere familie, die in de bronnen voorkomt onder de naam Jelmera.

1.2 Ameland en de Friese rechtsstructuur

Middeleeuws Friesland kende een verfijnd systeem van rechtsomgangen, vierendelen en rechtvoerende staten. In deze structuur speelden stinzen en states een centrale rol als juridische en bestuurlijke machtscentra. Ameland nam hierin echter een uitzonderlijke positie in.

Het eiland maakte geen vast onderdeel uit van de rechtsomgangen van Franekeradeel of Oostergo. Hierdoor ontbrak een structurele inbedding in het Friese rechtssysteem. Deze perifere positie bood ruimte voor autonome machtsvorming, maar maakte die macht tegelijk kwetsbaar zolang zij niet door een externe landsheer werd erkend.

Juist deze combinatie van vrijheid en onzekerheid verklaart waarom Ameland in de vijftiende eeuw het toneel werd van een uitzonderlijk proces: de geleidelijke transformatie van lokaal familiebezit tot een erkende vrije heerlijkheid.

1.3 De centrale onderzoeksvraag

Dit artikel onderzoekt de volgende vraag:

Hoe ontwikkelde zich op Ameland een autonome machtspositie die uiteindelijk werd erkend als een vrije heerlijkheid, en welke rol speelden de families Jelmera, Unga en Camminga in dit proces?

Daarbij staan niet alleen personen centraal, maar vooral de overdracht van rechten, goederen en machtsposities. Namen als Jelmera, Unga (ook Jonga, Unia) en Camminga fungeren in de bronnen niet louter als familienamen, maar ook als aanduidingen van bezit, rechtsbevoegdheid en politieke invloed.

1.4 Genealogie als middel, niet als doel

De beschikbare bronnen uit de veertiende en vijftiende eeuw laten geen ononderbroken genealogische lijn zien. Oorkonden en rechtsomgangen noemen personen doorgaans in hun functie als eigenaar, rechter of vertegenwoordiger, zonder expliciete vermelding van verwantschappen.

Toch is genealogisch onderzoek onmisbaar om:

  • eigendomsoverdrachten te begrijpen;
  • rechtstitels te duiden;
  • continuïteit in machtsposities zichtbaar te maken.

Dit artikel beoogt daarom geen sluitende genealogie te presenteren, maar een historisch plausibele reconstructie. Hypothesen worden expliciet als zodanig benoemd en steeds getoetst aan de juridische en geografische context waarin zij functioneren.

1.5 Van Jelmera-stins tot Camminghaslot

De ontwikkeling die in dit artikel wordt gevolgd, laat zich in hoofdlijnen als volgt schetsen:

  • De Jelmersma-stins bij Dongjum fungeerde reeds rond 1300 als rechtvoerende staat binnen Franekeradeel.
  • In het begin van de vijftiende eeuw wordt het recht van deze stins gevoerd door vertegenwoordigers, waaronder leden van de families Rodmersma en Jonga (Unga).
  • Tegelijkertijd verschijnen personen met de namen Jelmera en Unga op Ameland, waar zij over omvangrijk bezit beschikken en zich grotendeels aan de Friese rechtsstructuur onttrekken.
  • Rond 1425 ontstaat op Ameland een nieuwe machtszetel: de Jelmera-stins te Ballum, later bekend als het Camminghaslot.
  • Via erfopvolging, huwelijkspolitiek en bestuurlijke consolidatie komt deze machtspositie uiteindelijk terecht bij Hayo Camminga, die haar weet te legitimeren door erkenning van Bourgondische zijde.

Deze ontwikkeling vormt de rode draad van de volgende hoofdstukken.

1.6 Afbakening en bronnen

Dit artikel bestrijkt de periode van circa 1300 tot circa 1470. De nadruk ligt op:

  • oorkonden uit de Oorkondenboeken van Friesland (OFO II–III);
  • rechtsomgangen van Franekeradeel;
  • testamenten en eigendomsakten;
  • secundaire literatuur, met name het werk van P.N. Noomen en oudere genealogische reconstructies (o.a. Ferwerda).

Latere ontwikkelingen binnen de familie Camminga worden slechts behandeld voor zover zij direct bijdragen aan het begrip van de machtsvorming op Ameland.

Hoofdstuk 2 — De Jelmera-stins en haar rechtspositie in Franekeradeel

2.1 De Jelmersma-stins bij Dongjum

De oudst bekende machtszetel die met de naam Jelmera verbonden is, bevond zich niet op Ameland maar in Franekeradeel, ten zuiden van Dongjum, in de terpbuurtschap Bootwerd. Deze stins wordt in de bronnen aangeduid als Jelmera, dat alda stins en was reeds rond 1300 in gebruik.

De Jelmersma-stins maakte deel uit van een cluster van rechtvoerende staten, waaronder ook Bootwerd en Lyomawrdstera. Samen vormden zij een bestuurlijk en juridisch centrum binnen het rechtsgebied dat in de bronnen als Downinghama wordt aangeduid. De stins had stemrecht binnen de rechtsomgang en leverde, rechtstreeks of via vertegenwoordiging, rechters voor de rechtspraak in Franekeradeel.

De aanduiding alda stins in de bronnen van 1410 en later wijst erop dat de stins toen reeds een lange voorgeschiedenis had en niet het resultaat was van recente machtsvorming.

2.2 Jelmera binnen de rechtsomgangen

De rechtsomgangen van Franekeradeel waren opgebouwd uit vierendelen, elk bestaande uit meerdere buurtschappen en rechtvoerende staten. Binnen deze structuur vervulde de Jelmersma-stins een vaste rol.

In de rechtsomgangen wordt Jelmera genoemd naast andere gevestigde staten zoals Kitzelama, Lyomawrdstera en Bootwerd. De aanwezigheid van Jelmera in deze context bevestigt dat het hier niet ging om particulier bezit zonder publieke functie, maar om een erkende juridische machtspositie.

Belangrijk is dat de naam Jelmera in deze periode primair als aanduiding van een staat of stins functioneert, en niet noodzakelijkerwijs verwijst naar de persoon die het bezit daadwerkelijk bewoonde. Dat onderscheid is cruciaal voor het begrijpen van de latere verplaatsing van macht.

2.3 Rechtvoering namens de afwezige eigenaar

Uit de rechtsomgangen blijkt dat de rechtvoering voor de Jelmersma-stins in het begin van de vijftiende eeuw niet werd uitgeoefend door een persoon met de naam Jelmera.

  • In 1431 treedt Tjalling Rodmersma op als rechter namens de oude stins Jelmera.
  • In de periode 1423–1425 verschijnt Tjaerd Jonga (ook geschreven als Junga of Unga) herhaaldelijk als rechter in het oostelijk vierendeel.
  • In 1429 wordt expliciet vermeld dat Tjaerd Jonga het recht voert voor de Jelmera-stins.

Deze constellatie wijst erop dat de eigenaar van de stins zelf niet aanwezig was om het recht te voeren, en dat deze taak werd gedelegeerd aan verwanten of vertrouwelingen binnen dezelfde regionale elite.

Het optreden van Tjaerd Jonga is bijzonder relevant, omdat de naam Jonga/Unga later ook op Ameland verschijnt in directe samenhang met de familie Jelmera. Zijn rol suggereert een familiaal netwerk waarin bezit, recht en vertegenwoordiging flexibel werden verdeeld.

2.4 De verdwijning van Jelmera uit Franekeradeel

Na 1433 verdwijnen zowel de Jelmersma-stins als de naam Jelmera vrijwel volledig uit de rechtsomgangen van Franekeradeel. In latere bronnen wordt Bootwerd nog wel genoemd, maar zonder duidelijke koppeling aan de oude Jelmera-stins.

In de zestiende eeuw blijkt het land waarop de stins vermoedelijk lag, in handen te zijn gekomen van kerkelijke fondsen te Franeker. Dit wijst erop dat het oorspronkelijke adellijke bezit reeds in de vijftiende eeuw uit de familie was verdwenen.

Het verdwijnen van Jelmera uit Franekeradeel valt opvallend samen met de opkomst van een nieuwe machtszetel op Ameland, die eveneens de naam Jelmera draagt. Deze samenloop suggereert geen toeval, maar een bewuste verplaatsing van de kern van het familiebezit.

2.5 Vooruitblik: verplaatsing van macht naar Ameland

Terwijl de Jelmera-stins in Franekeradeel uit de bronnen verdwijnt, verschijnt op Ameland een nieuwe stins met dezelfde naam. Rond 1425 wordt in Ballum een versterkt huis gebouwd dat bekendstaat als Jelmera-stins en later als Cammingha-slot.

De verplaatsing van de machtszetel van Dongjum naar Ameland betekent niet slechts een geografische verschuiving, maar een fundamentele verandering in machtscontext. Op Ameland was geen vaste inbedding in de Friese rechtsstructuur, waardoor een lokale hoofdeling zijn gezag veel autonomer kon uitoefenen.

In het volgende hoofdstuk wordt onderzocht hoe deze machtsverplaatsing samenhangt met de families Jelmera en Unga, en hoe uit deze constellatie uiteindelijk de dynastie van de Camminga’s voortkwam.

Hoofdstuk 3 — Ritske Jelmera en de Amelander machtsbasis

3.1 Ritske Jelmera als historische figuur

Ritske Jelmera treedt in de bronnen op vanaf het tweede kwart van de vijftiende eeuw en kan worden beschouwd als de stichter van de Jelmera-machtsbasis op Ameland. Zijn geboorte wordt doorgaans geplaatst rond 13831385, op grond van latere vermeldingen en zijn [testament uit 1450].

In de bronnen wordt hij afwisselend aangeduid als Jelmera en als Unga (of varianten daarvan). Deze dubbele naamgeving wijst op een samengaan van twee familietradities: een Jelmera-erfenis verbonden aan een stins en een Unga-afstamming die via patroniem of bezit werd doorgegeven.

3.2 Ritske als woordvoerder van Ameland (1429)

In 1429 verschijnt Ritske Jelmera als woordvoerder van Ameland. Dit optreden markeert zijn publieke positie als vertegenwoordiger van het eiland naar buiten toe.

Het optreden als woordvoerder impliceert meer dan alleen persoonlijk prestige. Het wijst op erkenning door de lokale elite en suggereert dat Ritske op dat moment reeds beschikte over een stevige machtsbasis op het eiland. Of hij toen al de enige hoofdeling was, is niet met zekerheid vast te stellen, maar uit latere ontwikkelingen blijkt dat hij zich wel degelijk als primus inter pares wist te positioneren. Het testament van Peter Kammingha, 1440

3.3 De bouw van de Jelmera-stins te Ballum

Rond 1400 1 of 1424, [1425] werd te Ballum een versterkt huis gebouwd dat in de bronnen bekend zou worden als [Jelmera-stins] en later als het [Cammingha-slot]. [De terp waarop dit huis] stond, was aanzienlijk hoog, wat kan wijzen op een oudere bewoningsgeschiedenis, maar de stins zelf wordt doorgaans met Ritske Jelmera in verband gebracht.

De keuze voor Ballum als locatie is veelzeggend. Ballum ontwikkelde zich tot bestuurlijk centrum van het eiland, en de stins fungeerde als zowel residentie als machtsinstrument. Daarmee werd een nieuwe Jelmera-stins gecreëerd, los van de oude Jelmersma-stins in Franekeradeel.

3.4 Het testament van 1450: bezit en opvolging

In zijn testament uit 1450 noemt Ritske zichzelf expliciet Unga en beschikt hij over goederen die zowel met de naam Unga als met Jelmera worden verbonden.

Een cruciale passage betreft de beschikking over Jelmera-state, die hij bestemd voor zijn oudste zoon Romke. Daarmee blijkt dat Ritske op dat moment daadwerkelijk eigenaar was van een bezit dat als Jelmera-state werd aangeduid.[1]

Het testament laat zien dat Ritske zijn machtspositie bewust wilde consolideren binnen zijn nageslacht, en dat de naam Jelmera daarbij functioneerde als dynastische titel, niet louter als toponiem.

3.5 Jelmera en Unga: samenkomst van lijnen

De gelijktijdige aanwezigheid van de namen Jelmera en Unga in Ritskes optreden en testament wijst op een samensmelting van twee familielijnen. Het is aannemelijk dat Ritske Jelmera zijn aanspraken ontleende aan een Jelmera-erfdochter, terwijl zijn vader of grootvader tot de Unga-familie behoorde.[2]

Deze constructie verklaart waarom in Franekeradeel de rechtvoering voor de Jelmera-stins werd waargenomen door Tjaerd Jonga, terwijl Ritske zelf op Ameland opereerde. De oude Jelmera-stins bleef juridisch functioneren binnen het netwerk, terwijl de feitelijke macht zich naar Ameland had verplaatst.

3.6 Ameland als vrije machtsruimte

In tegenstelling tot Franekeradeel kende Ameland geen vaste inbedding in de Friese rechtsstructuren. Dit gaf Ritske Jelmera de mogelijkheid om zijn gezag autonomer vorm te geven en het eiland geleidelijk als een vrijwel zelfstandige heerlijkheid te behandelen.[3]

Deze situatie vormt de basis voor de latere ontwikkeling waarin Ritskes nakomelingen zich niet langer slechts hoofdeling, maar heer van Ameland zouden noemen.

3.7 Overgang naar de Camminga-dynastie

De uiteindelijke overgang van de naam Jelmera naar Camminga voltrok zich via huwelijk en voogdij in de volgende generaties. De machtsbasis die Ritske op Ameland had gelegd, maakte deze dynastieke transformatie mogelijk zonder verlies van territoriale controle.[4]

Hiermee eindigt de fase van Jelmera als stichtende figuur en begint de beter gedocumenteerde periode van de Camminga’s als Vrij- en Erfheren van Ameland.